dinsdag 6 januari 2015

insgelijks

Het volgende dialoogje heb je de laatste dagen misschien wel een paar keer gehoord. Persoon 1: "Een gelukkig 2015!" Persoon 2: "Insgelijks!"

Insgelijks betekent: 'ook zo, net zo', '(ik wens) hetzelfde'


  • Sanne: "Een fijn weekend Tom!" Tom: "Insgelijks!"
  • Manon: "Slaap lekker!" "Insgelijks, Manon: welterusten!"
  • Paul: "Ik vond het een ontzettend leuk feest, en ben blij dat ik erbij was." Willem: "Dat is dan insgelijks, Paul, want ik vond het ook een erg gezellige avond."
Het woord insgelijks is ontstaan uit drie losse woorden: in des gelijk. Dat betekende 'op dezelfde manier als ...' Lees er hier meer over.

Verzin met een klasgenoot een gesprek waarin jullie allebei een keer insgelijks zeggen.

Video's
In het gestopte spelletjesprogramma Lingo begroetten presentatie Lucille en jurylid/voice-over JP elkaar vaak enthousiast, zoals je kunt horen aan het begin van deze uitzending.
Weet jij trouwens hoe je in het Engels insgelijks zegt, en wat het Duitse woord ervoor is? Je leert het in dit filmpje. Zie je een overeenkomst tussen de drie woorden?


1 opmerking: