Insgelijks betekent: 'ook zo, net zo', '(ik wens) hetzelfde'
- Sanne: "Een fijn weekend Tom!" Tom: "Insgelijks!"
- Manon: "Slaap lekker!" "Insgelijks, Manon: welterusten!"
- Paul: "Ik vond het een ontzettend leuk feest, en ben blij dat ik erbij was." Willem: "Dat is dan insgelijks, Paul, want ik vond het ook een erg gezellige avond."
Verzin met een klasgenoot een gesprek waarin jullie allebei een keer insgelijks zeggen.
Video's
In het gestopte spelletjesprogramma Lingo begroetten presentatie Lucille en jurylid/voice-over JP elkaar vaak enthousiast, zoals je kunt horen aan het begin van deze uitzending.
Weet jij trouwens hoe je in het Engels insgelijks zegt, en wat het Duitse woord ervoor is? Je leert het in dit filmpje. Zie je een overeenkomst tussen de drie woorden?
Grappig: hier in het Antwerpse zeggen we "vansgelijke".
BeantwoordenVerwijderen